Column: Scheren

Het leek me een mijlpaal. Een memorabel moment. Een overgangsrite. Ik zag ons voor me met ons drieën in de badkamer. Rob droeg een leren schort, hield scheermes en zeep in de aanslag als een ouderwetse barbier. Ons kind in het midden. Buiten was het uiteraard donker en ik denk dat het ook waaide. Rob zette het fonkelende lemmet op de kin van Job en haalde het voorzichtig naar beneden. Via de spiegel keek ik met betraande ogen naar mijn zoon die nu niet langer een kind was. Op de achtergrond klonken violen.

Ja, zo zou het gaan als we Job voor het eerst ontdeden van de haren op zijn kin. Ik maakte me er eerlijk gezegd wat zorgen om. Wat als Job niet goed stil bleef zitten en meteen een trauma opliep? Bloed op zijn kaak, sneeën in zijn bovenlip. Hij zou het niet begrijpen en nooit meer geschoren willen worden. Misschien deed ik daarom liever alsof ik die nieuwe haren niet zag. Of het was omdat ik wist dat Job in zijn hoofd altijd een kind zou blijven en ik de baardgroei daar niet mee kon rijmen. Waarom moest hij het lichaam van een man krijgen?

We spraken er niet over, Rob en ik. Hij wees alleen af en toe naar het blonde sikje en ik schudde dan van nee. Als ik Job in bed stopte, haalde ik er vluchtig een hand overheen. Lekker zacht.

En toen stuurde mijn man me gisteren opeens een foto. Hij was – vakantie – met Job naar de kapper geweest, ik zag een fris kort koppie. “De kapper heeft nog iets gedaan met de tondeuse”, appte Rob. “Zoom maar goed in.”
Ik hoefde niet in te zoomen, ik wist genoeg.
“Wat vond Job ervan?” appte ik terug.
“Het kriebelde.”