Column: Paralympics

vlagVan de hele discussie begrijp ik niets. De Paralympics zijn simpelweg heerlijke televisie. Om te beginnen: alles is echt. De mensen, de tegenslagen, het ongeluk, het drama. En soms: de overwinning met bijbehorende euforie. Als ik inschakel, voel ik altijd eerst wat gêne. Omdat ik eigenlijk een voyeur ben. Ik kijk met een blik van ‘wat heeft die’? Zie een handbiker voorbij komen. Hoe zit het met dat been? Ik houd mijn hoofd schuin, kruip in de tv. O wacht, er is helemaal geen been. Of neem die baanwielrenner. Die was gewoon halfdoor! Had alleen een rechterbeen en een rechterarm, de andere kant ontbrak. Niks geen voet op de trapper. Geluk bij een ongeluk: bij het baanwielrennen fietst men linksom. Was het andersom geweest, dan viel Juan Jose Fernandez vanwege de zwaartekracht domweg van zijn fiets.

Op zaterdagavond beleefde ik mijn hoogtepunt, zeg maar alsof Dafne goud had gewonnen. Er was die Egyptische bankdrukker met ‘onvolgroeide benen’ zoals de NOS-presentator het keurig verwoordde. Ik zag een klein mannetje met een enorm bovenlijf. Jerommeke. 59 kilo woog hij. Deze Sherif Osman ging liggen en drukte 211 kilo boven zijn hoofd. Goud! Zijn trainer tilde hem op, alsof hij een kind was. De uitzinnige atleet deed een handstand, de kleine beentjes juichten in de lucht.

En dan, de apotheose. Zijn ouders –vrouw met hoofddoek, man in trainingspak – namen de volwassen gewichtheffer geëmotioneerd in hun armen. Het commentaar van Marc de Hond: deze Spelen zijn zo bijzonder omdat je weet dat al die sporters een verháál hebben. ‘En die ouders, die kregen allemaal ooit een gehandicapt kind of het kind kreeg een ongeluk. Dan eindigt zo’n verhaal met een gouden medaille!’

Precies dat. Hoezo is er een petitie nodig om meer Paralympische Spelen op tv te krijgen? Uitzenden die hap!