Column: Koffer (2)

Job had boze buien. Hij schopte, sloeg, schreeuwde en huilde. Omdat hij een schone luier moest of omdat de iPad uit ging.
Die ongekende woedeaanvallen waren wel het laatste waar ik op zat te wachten. Dit was ook ónze vakantie. Eindelijk dagen van zon en niks. We hadden ze verdiend. Job zou daar eens begrip voor moeten opbrengen en tevreden in de schaduw naast ons gaan liggen keuvelen.
Vond ik.
Het begon al verkeerd. De grote groene koffer met daarin Jobs pap, Jobs luiers en Jobs kleren kwam niet mee met onze ernstig vertraagde vlucht naar Madeira. Mijn op de proef gestelde zoon arriveerde na meer dan een dag reizen met een lege maag en een volle luier. De redding kwam van de Engelsman die ons het appartement verhuurde. Hij racede die avond om tien minuten voor tien (sluitingstijd) naar de plaatselijke supermarkt om porridge te kopen voor ons kind en brood voor de andere gasten. Daarna wees hij ons de winkel waar we de volgende ochtend zelf de grootste maat Portugese luiers vonden voor Job.
Mijn zoon had de reis best goed doorstaan, maar zat blijkbaar toch niet lekker in zijn witte vel. In ons zonnige appartement werd hij boos om de kleinste dingen. Zo kenden we hem niet. Ergens had ik medelijden met hem – hoe konden we Job nou uitleggen dat vakantie leuk was; miste hij de vertrouwde omgeving van thuis? Maar vooral had ik met mezelf te doen. Míjn dagen en híj verziekte ze. Ik vroeg me af waarom we in hemelsnaam ons geld en onze energie in dit avontuur hadden gestoken. We hadden gewoon thuis op de bank kunnen blijven zitten. Job speelde op de iPad, af en toe zouden we naar buiten gaan voor een ijsje. Hier op Madeira konden we niet eens met hem wandelen, de wegen waren te steil – levensgevaarlijk met een rolstoel.
Op dag drie werd de grote groene koffer afgeleverd. Door de luchtdruk bleek het pak met Jobs hagelslag in het vliegtuig ontploft. Tussen zijn onderbroeken en T-shirts zaten allemaal bruine korreltjes. Ik besloot de wasmachine aan te zetten, maar niet omdat we de kleren nodig hadden. Job lag in zwembroek in het water of binnen op een luchtbed. En de Portugese pap smaakte hem beter dan Brinta.

Inmiddels zijn we bijna twee weken op Madeira. Jobs woedeaanvallen zijn voorbij. In mijn hoofd maakte ze ik die eerste dagen groter dan ze waren, weet ik. Ik was gewoon toe aan rust.
Als ik lees dat het regent in Nederland, ben ik blij dat we zijn gegaan. Ik laad me elke dag op aan de zon en kijk naar de stralende foto’s van opa en oma met Job. Mijn zoon krijgt geen genoeg van het filmpje waarop hij zijn oom in het zwembad ziet springen. Toen de familie na een week naar huis ging, kwam onze oppas. Dankzij haar kunnen Jobs vader en ik af en toe samen met een bootje weg of eten op een terras aan zee. Vakantie vieren met een hoofdletter V.
Job weet niet dat hij op Madeira is. Is dat erg? Nee, dat is niet erg. Hij weet dat er morgen weer een dag komt met water en de iPad. Meer wensen heeft hij niet. Best iets om jaloers op te zijn.

In verband met de vakantie gaat de column er even tussenuit. Op zaterdag 15 september verschijnt een nieuwe Job.