Column: Disneyland

We waren te optimistisch. Hadden gewoon zin in iets leuks. “Weet je wat”, zeiden we deze zomer toen corona op de terugtocht leek. “We gaan naar Disneyland Parijs.”

Alle figuren uit Jobs favoriete films paraderen daar vrolijk binnen handbereik. Overmoedig boekten we tickets voor begin november. Rob hing drie dagen (!) aan de telefoon om een gehandicaptenkamer te regelen; er blijken veel nep-gehandicapten te zijn die willen voordringen in het park en daarom is bewijsmateriaal vereist.

Pas toen alles rond was, durfden we Job te verblijden met het goede nieuws: Disneyland! We overlaadden hem met YouTube-filmpjes die hij al snel zelf wist te vinden op de iPad. Thuis ging het nergens anders meer over, Job wilde Buzz Lightyear uit Toy Story een handje geven en riep dat Elastigirl uit The Incredibles hem ‘op de wangen’ zou aaien.

Vanwege die aai over zijn wangen begonnen we het afgelopen week benauwd te krijgen. Job gaat immers niet naar Disneyland vanwege de attracties, hij wil alleen maar zijn animatiehelden in het echt zien. Voor hem zijn het vrienden die daadwerkelijk in het park wonen. Die wil hij zien en voelen.

Maar waar we deze zomer nog hoopten op verdere coronaversoepelingen, worden inmiddels de teugels weer aangehaald. We keken daarom nog eens goed naar het beleid van Disney: publiek wordt op afstand gehouden en kinderen mogen Donald en Buzz onder geen beding aanraken. Hoe terecht ik het ook vind, dat laatste krijgen we Job echt niet uitgelegd. Hij zou gefrustreerd door het park rijden.

Met bloedend hart hebben we de hele trip nu geannuleerd. Job vertelden we dat we later zouden gaan, “als alle mensen beter zijn”. Hij zei dat het heel jammer was, maar vanwege zijn elastische perceptie van tijd komen we weg met ‘later’. Vanuit de keuken zag ik hoe hij stug Disneylandparadefilmpjes bleef kijken op zijn iPad en ik moest huilen.