Column: Droomappartement

Job_Madeira_fotoHet verhaal doet het goed op feesten en partijen. ‘Hoe was jullie vakantie op Madeira?’ ‘Eh, leuk. Behalve het begin.’ En dan steken we van wal. Over de mail die we twee dagen voor vertrek kregen, van de dochter van de beheerder van ons appartement: ‘Er is iets ergs gebeurd met mijn moeder. Toen ze gister naar het huis ging om het voor jullie in orde te maken, paste de sleutel niet. Nieuw slot. Het appartement was verkocht en de nieuwe bewoners zaten er al in. Mama ligt nu met een zenuwinzinking in het ziekenhuis.’

Of we dat geloven, vraagt de verbaasde gast op het feestje dan. Ik neig naar wel. De beheerder, Paula, regelde vorig jaar hetzelfde huis voor ons. Via de particuliere huizensite homeaway.com. Ging perfect. Ze is zelf moeder van een grote zoon in een rolstoel (de foto’s zie ik vaak voorbij komen op Facebook) en weet wat we nodig hebben. Behalve een aanbetaling hadden we nog geen geld overgemaakt. Dat het huis verkocht zou worden, wisten we. Wij zouden de laatste huurders zijn.

Het hoofdstuk over de zoektocht naar een ander huis is ook spannend. Hoe we op donderdagavond – we hadden zeven tickets voor de familie waarvan slechts drie met annuleringsverzekering – de moed bijna opgaven. Nadat alle reisbureaus ons ‘nee’ hadden verkocht en zelfs een artikel op de site van het AD niet leidde tot een rolstoeltoegankelijk appartement (wel tot een plek op een aangepaste camping in Drenthe, maar da’s toch anders).

Hoe we dan toch een huis vonden? Door gewoon lukraak hotels te bellen op Madeira. Net zo lang tot een baliemedewerkster om tien uur die avond zei ‘ja, ik heb een appartement vrij in ons hotel’. Gilletje. Dansje. Het mag een wonder heten dat mijn man en ik elkaar niet inmiddels met de ingepakte koffers voor de kop hadden geslagen. Via het AD had zich een dame gemeld die de toeristische industrie op Madeira goed kende. Bij haar checkten we het hotel: ‘Prima. Doen.’

En zo vlogen we zaterdag ‘gewoon’ naar Madeira, vervolg ik mijn verhaal. Om ’s avonds volledig over de rooie aan de balie van het hotel te staan, vult Jobs vader dan aan. Wat nou kamer. Dit was een hol, een grot! Geen zeezicht (zoals beloofd), geen balkon (waar we met Job veelvuldig gebruik van wilden maken omdat hij als gehandicapte vrijwel de hele dag ‘thuis’ is, met uitzondering van de zwemsessies). Manager erbij. Toestanden. En: een oplossing. ‘Na twee dagen kregen we een droomappartement’, vertel ik glunderend – gekoeld wijntje in de hand. ‘Dakterras, uitzicht op de bergen, de stad en de zee.’

Job had een toptijd. Op zijn luchtbed tussen ons in op het dakterras, elke dag drie keer zwemmen in het hotelbad, knuffelen met opa en oma de eerste week en de tweede week met zijn oom en een begeleidster. ‘Eigenlijk was dit huis veel gaver dan het appartement dat we oorspronkelijk geboekt hadden’, kan ik tot slot verzuchten. Mijn man heeft de camera er al bij gepakt. ‘En kijk, hier zwemmen we met dolfijnen.’
Van Paula hebben we niets meer gehoord. Haar account op Facebook was twee dagen geleden opeens verdwenen. Geen idee wat dat betekent.