Column: Discriminatie

Soms moet je de straat op om onrecht tegen te gaan in de samenleving. Dan sta je te demonstreren in de kou. Lopen mensen je voorbij alsof je lucht bent, of erger, ze kijken je vies aan. Maar je houdt vol, weet dat je voor een rechtvaardige zaak staat en dat anderen met en na jou baat zullen hebben bij jouw dwarsliggen.

Ik heb het natuurlijk over de ommezwaai van VVD-staatssecretaris Tamara van Ark van Sociale Zaken. Ze heeft een ‘breed offensief’ aangekondigd om mensen met een arbeidsbeperking te helpen. Dat is nogal wat. Want weg is dat discriminerende voorstel waarin werkgevers de mogelijkheid kregen gehandicapten onder het minimumloon te betalen. Af te schepen als domme knechtjes. ‘Alsof ik het niet waard ben’, reageerden boze (potentiële) werknemers in april van dit jaar.

En ze kwamen in verzet. Noortje van Lith schreef Mark Rutte een verontwaardigde brief die viral ging. Kijk even naar artikel 1 in de grondwet, sommeerde ze de premier: gelijke behandeling. Haar petitie tegen het wetsvoorstel leverde bijna 90.000 handtekeningen op. De actiegroep Wij staan op! waaierde uit over het Binnenhof en Hilversumse tv-studio’s om te vertellen dat haar achterban niet minderwaardig is en zich ook niet zo wenst te voelen. ‘Vanwege de maatschappelijke onrust en uitvoeringsproblemen trok Van Ark haar voorstel in de zomer in’, lees ik deze week in de krant. Zeg maar gerust vanwege de vasthoudendheid en tomeloze inzet van een kleine groep vechters. Deze mensen offerden hun zo kostbare energie op voor hun principes.

‘Eerst zien, dan geloven’, reageert Noortje van Lith voorzichtig op het nieuwe plan dat op tafel ligt.
Maar ze heeft al bereikt dat het kabinet wakker is. Ministers en staatsecretarissen weten nu dat gehandicapten een stem hebben, en draagvlak. Soms duurt het even voordat wij met z’n allen begrijpen dat een bevolkingsgroep wordt gediscrimineerd.