Massa-‘euthanasie’ 70 jaar verzwegen

Een op de acht Duitsers is familie van een zieke of gehandicapte die tijdens de Tweede Wereldoorlog is vermoord, zo berekende de Duitse historicus Götz Aly. Toch zijn deze slachtoffers decennialang ‘vergeten’. Nu verrijst in Berlijn een nationaal monument.

Geblindeerde bus waarin gehandicapten werden getransporteerd. Foto: Archief Grafeneck

Geblindeerde bus waarin gehandicapten werden getransporteerd. Foto: Archief Grafeneck

Margarete Korioth is dertien jaar en heeft epilepsie. De Duitse kan haar naam schrijven, optellen en aftrekken, maar lezen lukt niet. Dat heeft ze nooit geleerd, omdat ze vanwege de epileptische aanvallen niet naar school kan. Margarete woont in een instelling. Op haar dossier prijkt het stempel ‘nicht arbeitsfähig’: niet productief voor de maatschappij. Daarom wordt ze op 28 oktober 1940 in Brandenburg vergast.

Het kind is een van de ruim 200.000 gehandicapten en zieken die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Duitsland zijn vermoord. Zeventig jaar na dato verrijst in Berlijn het eerste nationale monument voor deze mensen, die mede uit schaamte en maatschappelijk ongemak ‘vergeten’ werden. Het is een glazen wand van dertig meter lang aan de Tiergartenstrasse 4. Vanuit dit adres, waar eens een weelderige villa stond, coördineerden de nationaalsocialisten vanaf 1939 de eliminatie van gehandicapten en andere ‘nutzlose Esser’. Reden: tekort aan verpleegruimte voor gewonde soldaten en kostenbesparing. De oorlog was al duur genoeg.

Historicus Götz Aly houdt kantoor op hemelsbreed nog geen kilometer afstand van Tiergartenstrasse 4. Hij is een van degenen die in 1989 een gedenktegel op de plek van de villa lieten leggen. Ter nagedachtenis aan alle zieken en gehandicapten die zich het minst konden weren tegen de nazi’s. Vanaf dat moment publiceerde hij met grote regelmaat over het beladen thema. In 2012 verscheen zijn standaardwerk over ‘hoe het kon gebeuren’: Die Belasteten. Nu is hij als adviseur betrokken bij het nieuwe monument.

JE SCHIJNT ERDOOR GERAAKT  TE MOETEN WORDEN

Ja, zegt Götz Aly (67), hij is tevreden dat de vergeten groep nu niet langer vergeten zal zijn – voor de eveneens vergaste Joden, homoseksuelen en Sinti en Roma werden jaren geleden al herdenkingsmonumenten gebouwd . Maar nee, hij is niet erg te spreken over het ontwerp. Te steriel. ‘Een glazen plaat… tja. Je schijnt er zelf iets bij te moeten denken, erdoor geraakt te moeten worden. Dat geldt voor heel veel oorlogsmonumenten die we in Duitsland hebben. Vaak zijn ze van beton met een Bauhaus-achtige constructie erop. Nergens mag gras overheen groeien.’

Het nieuwe monument.

Het nieuwe monument.

Die ‘esthetische monumenten’ scheppen afstand, vindt hij. We voelen geen verbintenis met de mensen die het betreft. Dé moordenaars, dé schurken van de SS … alsof we ze niet kennen. Het probleem is nu juist dat we ze heel goed kennen, denkt Aly. ‘Van mij uit gezien hebben we het over slechts één generatie terug. De Duitsers waren toen niet dommer dan wij, ze waren moreel niet losgeslagen ofzo. Het waren helemaal geen vreemden. Joseph Goebbels woonde hier heel vlakbij.’

Hij strekt zijn arm in de richting van het gebouw tegenover zijn kantoor. Dat is het voormalige Propagandaministerie van Goebbels. Uiteraard staat er een bordje bij met een verantwoorde tekst erop, die een en ander uitlegt aan passanten. ‘In Amsterdam zijn de grachten en het Rijksmuseum publiekstrekkers. Hier in Berlijn laten we toeristen een trip maken langs nazi-, Stasi- en DDR-horror. Wij leven hiervan.’ Aly lacht de lach van een cynicus.

Historicus Götz Aly

Historicus Götz Aly

Hij begint een rekensom. Het Duitse leger telde 18 miljoen mannen. Ben je van Aly’s generatie, dan heb je 95 procent kans dat je vader bij de Wehrmacht zat en een kans van ruim 30 procent dat hij lid was van de nationaalsocialistische partij. En waarschijnlijk een kans van twee derde dat hij het geheel goed keurde wat daar gebeurde, zo berekende de historicus. Maar daar hebben we het liever niet over, zegt Aly. ‘Zoals we liever ook niet toegeven dat de slachtoffers van de ‘euthanasie’ ons maar al te bekend zijn. Een op de acht volwassen Duitsers heeft wel iemand in de familie die in de Tweede Wereldoorlog is vergast omdat-ie kreupel of idioot was.’ Nog een ergernis van Aly: het politiek correcte taalgebruik. ‘Patienten und patientinnen…’ Hij schudt zijn hoofd als hij de woorden traag en bureaucratisch uitspreekt. Deze afstandelijke terminologie is een probleem in het herdenkingswezen, vindt hij. ‘We spreken niet van een psychisch zieke, maar van iemand die is gediagnosticeerd als psychisch ziek… jaja.’ Met zijn handen maakt hij een wegwerpgebaar. Houd toch op.

De tekst die hijzelf 25 jaar geleden samen met journalist Klaus Hartung schreef voor de gedenktegel, luidt: ‘De slachtoffers waren arm, wanhopig, onaangepast of hulpbehoevend. Ze kwamen uit psychiatrische klinieken en kinderziekenhuizen, bejaardenhuizen en opvoedingsgestichten, uit lazaretten en kampen’. Niks patientinnen, maar meisjes als Margarethe. Want zo was het namelijk. ‘Helder en duidelijk’, zo bestempelt Aly zijn eigen tekst.

Gedenktegel van Götz Aly op de Tiergartenstrasse. Foto: Roberto Maldeno

Gedenktegel van Götz Aly op de Tiergartenstrasse. Foto: Roberto Maldeno

Karline
Hij mag het zeggen, want hij is al 35 jaar vader van een meervoudig gehandicapt kind. Een meisje – vrouw – van 21 kilo dat hij nog op de arm kan nemen (‘heel praktisch hoor, als je gehandicapte kind niet zo zwaar is’). In zijn werkkamer hangen foto’s van hem en dochter Karline, die doet denken aan het vogelmeisje Iep. Drie dagen na haar geboorte werd ze geveld door de streptokokkenbacterie. Door haar – in ’40-’45 had Karline slechte papieren gehad – dook hij in de wrede geschiedenis van vaak anonieme lotgenoten die niet verder mochten leven.

In Die Belasteten pleit hij ervoor álle slachtoffers bij naam te noemen. Götz Aly wil een nationale databank. ‘Net als van alle Joden die zijn omgekomen. Of kijk naar het Vietnam Memorial in Washington. In graniet staan op alfabetische volgorde bijna 60.000 namen van de Amerikanen die zijn gesneuveld. Het is indrukwekkend als je mensen daartussen ziet kijken. De identiteit van de slachtoffers is voor altijd vastgelegd, daarmee geef je ze hun menselijke waardigheid terug.’

Namenboek voor slachtoffers in Grafeneck. Foto: Roberto Maldeno

Namenboek voor slachtoffers in Grafeneck. Foto: Roberto Maldeno

In Duitsland lopen momenteel verschillende initiatieven in die richting. In het de voormalige tötungsanstalt Grafeneck – toen en nu een tehuis in de vriendelijke heuvels van de deelstaat Baden-Württemberg – waar 10.000 psychisch zieken werden vermoord, ligt een groot en regenbestendig namenboek. De geplastificeerde lijsten zijn lang. Er worden nog altijd namen aan toegevoegd wanneer nabestaanden zich in de archieven wagen om verzwegen ooms of nichtjes te traceren. Iedere bezoeker kan erin bladeren.

HET WAREN MENSEN DIE KONDEN LACHEN, HUILEN EN LIJDEN

‘De gehandicapten, die in de steek gelaten werden en moesten sterven, waren geen anonieme Unpersonen’, benadrukt Aly in zijn boek. ‘Het waren mensen die misschien niet konden werken, maar wel in staat waren te lachen, te huilen en te lijden. Allemaal unieke persoonlijkheden.’

Waarom duurde het zo lang voor de slachtoffers een gezicht kregen?
‘Er is nu eenmaal dat zwijgtaboe in Duitse families. De heersende publieke opinie is dat je niet strooit met namen van mensen die geestesziek waren. Waarom niet? Omdat familieleden het niet leuk vinden dat de buitenwereld weet dat er een gek binnen de familie was. Misschien is het wel erfelijk. In de jaren tachtig, toen ik al met dit project bezig was, kreeg ik helemaal geen dossiers onder ogen. Instellingen beriepen zich op het medisch beroepsgeheim. Dat is nu anders, je kunt vrij in archieven zoeken. Maar bij het schrijven van mijn boek is me door verschillende ambtenaren gevraagd of ik alsjeblieft rekening wilde houden met de nabestaanden. Dat wilde ik niet. De patiënten die het leven lieten, waren zelfstandige rechtspersonen. Ze hebben het recht bekend te worden gemaakt als slachtoffers van het nationaalsocialisme. Dat gaat de nabestaanden van nu niets aan.’

Was de familie schuldig aan de moorden?
‘Het woord schuld zal ik in dit verband niet gebruiken, het was een vorm van passieve, indirecte medewerking. Doordat ik zelf een gehandicapt kind heb, weet ik dat je als familie zwakke momenten hebt. Het is een enorme inbreuk op je leven, vooral in het begin als je er nog aan moet wennen. Je hebt agressie in je, doodswensen… Die ambivalentie kan door maatschappelijke druk en propaganda naar de ene of naar de andere kant kan doorslaan.

Tegenwoordig krijg je in Duitsland oneindig veel materiële hulp als er een gehandicapte in de familie is. Onvergelijkbaar met de tijd waarover we het hebben. Het was oorlog, gezinnen waren arm. Voor een gehandicapt kind kreeg je geen kinderbijslag, die gold alleen voor gezonde kinderen. Voeg daar het eugenetisch denken aan toe. Kwam er een gehandicapt kind ter wereld, dan werd meteen de schuldvraag gesteld: was dit te voorkomen geweest? Zat het in de familie? Al sinds 1933 werden mensen wiens nageslacht ‘niet wenselijk’ was wegens psychische ziekte of erfelijke afwijkingen onder dwang gesteriliseerd. En vergeet niet dat mensen destijds veel meer ontzag hadden voor de autoriteiten. Als de staat zegt dat het beter is dit kind in een instelling te stoppen, zal het wel zo zijn. De families werden bovendien ontlast.’

Nazi-propaganda. Foto: Roberto Maldeno

Nazi-propaganda. Foto: Roberto Maldeno

Er zijn patiënten gered doordat argwanende familieleden ze bijtijds uit instellingen naar huis haalden.
‘Ja, die hadden geluk. Op formulieren werd bijgehouden hoe vaak mensen in instellingen bezoek kregen. Diegenen zonder al teveel contacten lieten de nationaalsocialisten als eerste verdwijnen. In psychiatrische inrichtingen zaten natuurlijk ook niet alleen maar lieverds. Stel dat je als moeder met drie kinderen nacht na nacht in een schuilkelder in Bremen zat. Van je man die aan het Oostfront in Rusland vocht, had je al drie weken niets gehoord. In de krant las je dat het er hard aan toe ging. Dan was je blij dat je bezopen oom Otto, die zijn hersenen aan gort had gezopen en die altijd zijn vrouw had geslagen, nu goddank in een kliniek zat. Die wilde je niet in huis halen. Hitler was uitgekookt. Die speelde in op dit soort gevoelens. Echt schuldig zijn natuurlijk degenen die deze moorden organiseerden en uitvoerden.’

Gaskamer
De nazi’s gingen systematisch te werk bij ‘Aktion T4’ (T4 staat voor het adres Tiergartenstrasse 4), zoals de massamoord in codetaal werd aangeduid. Het was een soort vingeroefening voor de manier waarop veel grootschaliger de Holocaust werd aangepakt, stelt Götz Aly. Ze verzamelden dossiers en inventariseerden welke patiënten die in instellingen verbleven kans maakten op herstel of nog van waarde voor de arbeidsmarkt zouden kunnen zijn. Vroedvrouwen en artsen moesten baby’s met aangeboren afwijkingen verplicht schriftelijk aangeven.

In het geheim werd in 1939 een eerste schuur omgebouwd tot gaskamer op het terrein van het gesticht Grafeneck. Tussen januari en december 1940 werden patiënten uit verschillende delen van het land hierheen ‘verlegt’ (verplaatst, zogenaamd om oorlogstechnische redenen). Al snel verrezen ook gaskamers op andere plekken, waardoor het aantal slachtoffers eind 1941 de 70.000 al had overschreden. Familieleden ontvingen ‘troostbrieven’ thuis waarin het spijtige overlijden van broer, moeder of kind werd meegedeeld. De slachtoffers kregen fantasievolle doodsoorzaken toegedicht als bloedvergiftiging, difterie, blindedarmontsteking en acuut hartfalen.

HERSENEN VAN KINDEREN WERDEN GEBRUIKT VOOR ONDERZOEK

Niet alle lichamen werden direct verbrand om de sporen van de werkelijke doodsoorzaak uit te wissen. Met name de hersenen van gehandicapte kinderen werden veelvuldig gebruikt voor onderzoek. Zo ging ook het epileptische brein van de dertienjarige Margarete Korioth naar de snijtafel. Wetenschappers wilden de onregelmatigheden en littekens die ze vermoedden in haar brein, onderzoeken. In Die Belasteten – Götz Aly heeft daarin onder meer het verhaal van Margarete opgetekend – geeft de historicus een opsomming van artsen die promoveerden op dergelijk hersenonderzoek. Vanaf 1942 kreeg het Kaiser-Wilhelm-Institut für Hirnforschung bijvoorbeeld structureel hersenen aangeboden van kinderen die op de dodenlijst stonden.

Aly: ‘Die wetenschappers vonden het achteraf natuurlijk ook niet zo fraai, al die moorden. Ze hebben geprobeerd hun werk af te doen als preventief genetisch onderzoek.’ Veel van hen bleven na de oorlog overigens gewoon actief als arts of onderzoeker.

Informatiebord bij Tiergartenstrasse 4. Foto: Roberto Maldeno

Informatiebord bij Tiergartenstrasse 4. Foto: Roberto Maldeno

Euthanasie en abortus zijn – als gevolg van de geschiedenis – zeer gevoelige thema’s in Duitsland. Denkt u dat dat ooit verandert?
‘Ik vermoed dat wij over tien jaar dezelfde euthanasiewetgeving hebben als Nederland. De meeste Duitsers denken als Nederlanders: euthanasie moet mogelijk zijn. Vorige zomer was mijn dochter Karline – ze woont inmiddels in een instelling – erg ziek. Haar moeder en ik werden erbij geroepen. De spoedarts dacht dat ze misschien een beroerte had gehad. We gingen met haar naar het ziekenhuis. Het eerste wat de dokter daar vroeg was: ‘Als het erger wordt, moet ik haar dan reanimeren, ja of nee?’ Mijn antwoord luidde: ‘We weten nog niet eens wat ze heeft.’ Als ik daar binnen was gekomen met mijn gezonde kleinkind van zes jaar, zou een dokter deze vraag nooit hebben gesteld. Ik heb de artsen verzocht eerst uit te zoeken wat er met haar aan de hand was.’

Vond u de vraag van de arts legitiem?
‘Ja, ik begrijp die redenatie. Maar je moet het per geval bekijken. Zo lang mijn dochter kan lachen en huilen kan en laat zien dat gelukkig is, zie ik geen aanleiding in te grijpen. Ze had nierproblemen, nu gaat het weer goed met haar. Maar een goede vriend is onlangs gestorven aan Parkinson, dat was een lijdensweg. Het zou mooi zijn geweest als ze dat proces hadden kunnen verkorten. Het is gezond je als mens met dit soort vragen bezig te houden, het zijn normale reacties. Wat niet normaal is, is dat de nationaalsocialisten in vier jaar tijd ruim 200.000 mensen ombrachten.’

Is het onderwerp nu afgesloten voor u?
‘Nee.’

De opening van het monument is op 2 september. De gedenkplaat uit 1989 met daarop de heldere tekst van Götz Aly blijft liggen waar die al dertig jaar ligt.

 

De eerste gaskamer. Foto: Archief Grafeneck

De eerste gaskamer. Foto: Archief Grafeneck

GRAFENECK Duitse geesteszieken waren de eerste mensen die tijdens de NS-tijd werden omgebracht in gaskamers. In geblindeerde bussen reden ze ’s nachts hun geheime, noodlottige eindbestemming tegemoet. De allereerste gaskamer stond in Grafeneck (Zuid-Duitsland). In augustus 1941 legde Adolf Hitler het moorden plotseling stil. Toen waren 70.273 psychisch zieken om het leven gebracht in zes verschillende gaskamers. Het betrof slechts een ‘pauze’ nadat de katholieke kerk in Münster in de persoon van ‘verzetsbisschop’ Clemens August Graf von Galen de duistere praktijken doorkreeg en het moorden hard veroordeelde in openbare preken. Echter, de ‘euthanasie’ ging in het diepste geheim door. Ook gevangenen, ‘asocialen’ en tuberculose-patiënten werden vanuit de ziekenhuizen en instellingen waar ze verbleven, ‘verlegt’ (verplaatst) en vergast. Naarmate Duitsland grotere verliezen leed, waren meer en meer verpleegbedden nodig voor gewonde burgerslachtoffers en soldaten. Chronisch zieken werden gedood door uithongering of het toedienen van een verhoogde dosering medicatie. Ook bewoners van bejaardentehuizen en getraumatiseerde Duitse soldaten (Kriegshysteriker) kwamen op de dodenlijst. Op basis van de ervaringen die opgedaan werden bij de stapsgewijze uitroeiing van de ‘lebensunwerten’, pakten de nationaalsocialisten ook de vernietiging van de Joden aan. Met eufemismen als ‘Evakuierung’ en ‘Arbeitseinsatz im Osten’ lieten de eerste Joden het leven in de gaskamers. Grootschalig verzet bleef uit. Götz Aly verklaart het zo: ‘De meerderheid van de Duitsers raakte moralistisch gezien afgestompt’…. ‘Een maatschappij die zichzelf (door het voeren van oorlog) voortdurend zoveel pijn en schade toebrengt, verruwt en wordt naar buiten toe steeds agressiever. Tot ze het gerechtvaardigd vindt dat anderen even zo groot onrecht wordt aangedaan – of zelfs erger. Bij voorkeur mensen die als vreemd of vijandig te boek staan.

KUNSTWERK Het nationale monument voor de euthanasie-slachtoffers is een initiatief van Duitse belangengroepen en individuen die zich in 2007 verenigden in de ‘Runde Tisch T4’. 28 kunstenaars stuurden een ontwerp in. De 30 meter lange blauwe glazen wand op een betonnen ondergrond won. Het kunstwerk van onder meer architect Ursula Wilms symboliseert ‘de verbinding tussen de wereld van nu met degenen die fysiek dood zijn, maar voortleven doordat we aan ze denken’. Aan de Tiergartenstrasse verrijst ook een informatiecentrum, ‘opdat volgende generaties weten wat er is gebeurd’.

Een verkorte versie van het interview met Götz Aly verscheen dinsdag 2 september in NRC.

Lees ook het verhaal van Anna Lehnkering, een van de T4-slachtoffers, dat Annemarie Haverkamp eerder publiceerde

5 thoughts on “Massa-‘euthanasie’ 70 jaar verzwegen

  1. Hier heb ik geen woorden meer voor ……..
    Ben geraakt!
    Pijn! Tranen!
    STILTE ….. DIEPE STILTE!

  2. Toch is in het huidige Nederland een gelijke tendens waar te nemen. Chronisch zieken krijgen geen diagnose en behandeling en men wordt net zolang bedreigd totdat men geen hulp meer zoekt. O.a. via de psychiatre wordt men verteld dat alle klachten ingebeeld zouden zijn. Bij voedselbanken en sociale diensten lopen bijna alleen maar mensen met gezondheidsproblemen die gewoon te verhelpen zijn. Mijn ouders zijn beide de 75 gepasseerd. De specialisten voor hun aandoeningen geven nu aan dat ze kunnen stoppen met de medicatie en niet meer voor controle hoeven terugkomen.
    Mijn vader heeft een second opinion in Duitsland gevraagd. De hartspecialist daar zegt dat het onverantwoord is….

Reageren is niet (meer) mogelijk.