Column: Giovani

giovani2Kijk ik naar de beelden uit Brazilië (is er nog iets anders op tv?), dan moet ik aan Giovani denken. Dertien was hij. Ik ontmoette hem in een door drugsbazen geregeerde favela in Campinas, vlakbij São Paulo. Giovani pakte een spuit voor zijn broertje. ‘Wat zit erin?’ vroeg ik. ‘Medicijnen tegen epilepsie’, zei hij.

We zaten op de bank in het schoongepoetste huis met golfplaten dak. Giovani speelde met het handje van zijn slappe broertje (5) terwijl ik met zijn moeder praatte over de genoegens van het hebben van een gehandicapt kind. Ik was hier samen met het Liliane Fonds. ‘Giovani is mijn grote steun en toeverlaat’, sprak de moeder. ‘De verzorging van Julio, mijn jongste, doen we samen. Ik dank God elke dag voor Giovani.’

Daarna demonstreerde de grote broer hoe hij oefeningen deed met Julio: hij zette hem op een klein rubberen paardje en moedigde hem aan rechtop te blijven zitten. In de kast tegen de roodgeschilderde muur stond een foto van diezelfde Giovani met een baret op en een rol in zijn hand. Hij deed het goed op school. Later wilde hij naar Amerika, vertelde hij. Business administration studeren.
Na het interview stapte ik in de auto bij de oude man die me hier had gebracht. Namens het Liliane Fonds verleende hij hulp aan dit soort gezinnen. Door de grote letters ‘Casa da Criança de Paralítica’ op zijn auto was hij veilig in deze foute wijken. Hij was slechts een helper, geen indringer.

Ik zei dat het fijn was dat Giovani straks naar Amerika zou gaan. Toch? Hoop op een betere toekomst enzo. ‘Giovani gaat niet naar Amerika’, antwoordde de man rustig doch beslist. En hij schetste hoe het volgens hem zou gaan: op een dag stappen handlangers van de drugsbazen af op Giovani om te vragen of hij wat drugs wil rondbrengen. Klein beetje maar. Hij zal er goed geld voor krijgen, waarmee hij de arme Julio kan laten opereren in een fatsoenlijk ziekenhuis. Giovani zal het aanbod accepteren, in de veronderstelling iets goeds te doen. Komen de mannen na die ene keer terug, dan weigert de slimme jongen nog eens mee te werken. Het geld voor de operatie is immers binnen. Wat de mannen dan zeggen? Dat ze hem aangeven bij de politie als drugskoerier. Giovani kan niet anders dan meegaan in hun wereld. En daarom komt hij nooit op de universiteit in Amerika.

Stil zat ik achterin de auto en ik keek naar de schoolkinderen die op teenslippers met rugzakjes over de weg vol kuilen naar huis liepen. Misschien was de gehandicapte Julio, veilig thuis bij zijn moeder, niet eens het slechtst af in deze godvergeten wereld.