Column: Vierdaagselopers

Foto: Steven Janke

Waarom is Job zo populair bij Vierdaagselopers? Massaal stoppen ze bij het jongetje in de rolstoel, gaan door de knieën, graven in hun rugzak en halen een speldje, sticker of gladiool tevoorschijn. De vraag houdt me bezig. In het dagelijks leven stoppen wandelaars nooit voor Job, terwijl hij dan vaak ook applaudisseert. Op straat kijken mensen zelden naar ’m. Dat wil zeggen: ze dóen of ze niet kijken. Maar als het Vierdaagse is, komen ze recht op hem af.

Dit jaar is het de begeleidster die met hem langs de route staat. Haar valt het ook op: Job krijgt meer aandacht dan rolstoelloze kinderen. Waarom? Zit er diep in het dna van de Vierdaagse nog iets religieus dat teruggaat naar de tijd van de bedevaarten? Bij aankomst een aalmoes voor de minder bedeelde? De oorsprong van de wandeling is een militaire; krijgt de gewonde strijdmakker extra aandacht?

Misschien is het die sfeer van verbroedering die elke derde week van juli in de stad hangt. De Vierdaagse lopen we samen, ongeacht kleur, religie, leeftijd of afwijking. Onze blaren zien er ’s avonds allemaal hetzelfde uit. Dat idee.

Of de wandelaars willen iets terugdoen voor dat toffe, gastvrije Nijmegen. Job is dan een mooi doelwit. Hij fladdert met zijn armen in zijn feloranje stoel en is goed in het ontvangen van dankbaarheid.

Het kan ook zijn dat ze hem zielig vinden, denkt de begeleidster. Want hij kan niet lopen. Volgens mijn nuchtere man is iedereen gewoon gek deze week en hoort ons kind er daarom bij.
Job stelt geen vragen. Al toen hij de wandelaars maandag in de stad zag, wilde hij ‘high five doen’ met ‘de mensen’, zoals hij ze noemt. Thuis zet ik de gladiolen in een vaas en neuriet Job nog vrolijk het liedje waar hij met de lopers op danste. ‘Leef, alsof het je laatste dag is.’