Column: Troosten

Badkamerscène:
Job ligt in zijn luier op de aankleedtafel. Ik buig me over hem heen om zijn hemd aan te trekken. Hij pakt mijn gezicht en geeft me een kus.
Duwt me dan weg en bestudeert mijn ogen. “Mama, ben jij verdrietig?”
“Ja schat. Mama is verdrietig. Mama is een beetje ziek.”

Job begint te stralen. Met twee handen trekt hij mijn hoofd naar zich toe. Slaat zijn armen om me heen en geeft me klopjes op mijn rug. “Stil maar lieve mama. Komt allemaal goed.”
Hij laat me weer rechtop komen en kijkt opnieuw naar mijn gezicht om te checken of zijn actie effect heeft gehad.
Oei. Nog steeds tranen.

Hij steekt zijn lange wijsvingers in de lucht en strijkt ze langs mijn ogen. “Traantjes wegpoetsen”, zegt hij sussend. Voor de zekerheid doet hij het drie keer. Dan volgen er kusjes. Elk zoute oog krijgt er één.

Als hij mijn hoofd tegen zijn schouder drukt, vraag ik me af waar hij dit allemaal vandaan heeft. Traantjes wegpoetsen? Job heeft geen traantjes, hij huilt droog. Ik heb deze woorden dus nooit tegen hem gesproken. Heeft hij deze teksten van de tv? Uit de klas?
Job zit er intussen helemaal in. Steeds harder slaat hij me op mijn rug. “Mama troosten. Ssst…”

Ik probeer me uit zijn houdgreep los te wurmen, maar Job is volhardend. Klop klop klop. “Troosten!” Tegen de warme huid van zijn borstkas schiet ik in de lach. “Het is al over jongen, het is goed zo.”
Hij begint te stuiteren op de aankleedtafel. Dit is een leuk spel. Nu lachen we allebei.
Als hij weer op mijn rug begint te trommelen, pak ik zijn handen vast. “Over!”
Job kijkt me trots aan. Hij heeft mama getroost. Zie je wel? Geen traan meer te zien.