Column: Tandendokter

tandendokterNegen melktanden moeten getrokken worden, onder volledige narcose. Hoe leg ik dat uit aan Job? Over twee dagen is het zover en hij weet nog van niets.
‘Even goed luisteren, Job’, begin ik. Mijn zoon zit voor me op de aankleedtafel.
‘Maandag gaan we naar het ziekenhuis en dan …’
‘Jeuj! Naar het ziekenhuis!’ Hij fladdert met zijn armen.
‘Ja, je mag naar het ziekenhuis. Papa en mama gaan mee. En wie nog meer?’
‘Hondje Duke!’ (Zijn knuffel.)
‘En wat nog meer?’
‘De iPad!’
‘De iPad gaat ook mee.’
‘In het ziekenhuis gaat de tandendokter jouw tandjes eruit halen.’
Job tikt met zijn wijsvinger tegen zijn voortanden. Ik heb expres het woord ‘tandarts’ vermeden. Hij gaat zo graag naar de tandarts, dat ik die vriendschap niet wil bezoedelen. Als hij weet dat een tandarts ook nare dingen kan doen, is de lol er snel af.
Maar ja, Job vindt ook elke dokter leuk. Want dan krijgt hij aandacht en mag hij op de iPad spelen. ‘Tandendokter’ leek me een veilige term. Moeten we dan in de toekomst weer naar een andere dokter, dan kan ik tegen Job zeggen. ‘Néé, dit is een andere dokter, joh. Echt niet de tandendokter.’
Ik neem althans aan dat Job straks een horrorassociatie heeft met de tandendokter. Negen tandjes eruit trekken – de melktanden laten niet vanzelf los – betekent veel bloed. Hij bloedt nooit, want valt niet op zijn knietjes en had nog nooit een tand door de lip. Pijnlijk lijkt de operatie me ook. ‘Je gaat even slapen in het ziekenhuis’, vervolg ik mijn uitleg (‘narcose’ zegt hem niks).
Dan vraag ik Job te herhalen wat ik heb gezegd, bij wijze van check of hij heeft geluisterd. ‘Tandendokter. iPad. Tandjes eruit halen. Even slapen.’
‘Goed zo.’ Ik sla mijn armen om mijn zoon in pyjama. Hij praat alweer over de televisie.