Column: Moordmachine

Mijn zoon is ‘supervet’. Niet dat hij snapt wat dat woord betekent, maar hij begrijpt wel dat hij indruk heeft gemaakt. Dus rijdt hij nog maar eens achteruit in zijn elektrische rolstoel. Piep piep piep. Net als bij een vrachtwagen klinkt er een alarm. Zodat iedereen weet dat er gevaar dreigt.
De jongetjes op straat kijken naar de rug van Job de rolstoelkunstenaar. Dan stuurt de coureur zijn wielen behendig terug naar voren en rijdt hij op het groepje af. ‘Wow, hij is echt goed’, zegt een ventje. ‘Dat zou ik niet kunnen, hoor.’
Mijn man en ik wisselen een blik (zo van: nou, wij denken van wel). Job rijdt met een gangetje van hooguit twee kilometer per uur richting de kinderen. Ze bewegen heen en weer, als voetballers die een muurtje vormen en de schutter willen imponeren. Mijn zoon zet een gevaarlijke grijns op. Maar tegen de tijd dat hij de muur heeft bereikt, zitten de kinderen al op hun kamers achter de PlayStation.
Misschien maar beter. De elektrische rolstoel is nu juist mee naar huis gekomen omdat Job er op het schoolplein enkel kinderen mee omver kegelde. Niet goed. Hij heeft de macht over een moordmachine die zich door niets of niemand laat tegenhouden. Behalve door Job zelf, maar dan moet die wel zijn hand van de pook (een lief wit golfballetje) halen.
De schoolgenoten van onze zoon zijn over het algemeen niet zo snel als de kinderen in de wijk. Een van de redenen dat ze speciaal onderwijs volgen. Twee kilometer per uur kan al dodelijk zijn.
Ooit was het de bedoeling dat Job een elektrische rolstoel kreeg zodat hij zich op het schoolplein meer kon mengen met de andere kinderen. In zijn handbewogen stoeltje bleef hij zielig stilstaan als een van de wielen achter een scheve stoeptegel bleef haken. Te zwak om de hobbel te nemen. Of, ook niet onwaarschijnlijk, te lui.
Hoe dan ook, meer interactie was wenselijk en dus werd na een maand of wat heen en weer bellen/mailen/schrijven tussen alle mogelijke instanties een elektrische rolstoel bezorgd op school. Job kreeg week in week uit intensieve verkeerslessen. Hij werd een redelijke chauffeur, maar zijn rijgedrag bleef zorgelijk. En de toeter, och die toeter! Het bleek voor ons kind godsonmogelijk de verleiding te weerstaan op dat knopje te drukken om er nooit meer mee op te houden.
Uiteindelijk is de asociale bestuurder na een jaar dan toch van het schoolplein gehaald. De elektrische rolstoel kwam naar huis. Zonde natuurlijk om ongebruikt op school te laten verstoffen.
Het eerste voorzichtige ritje door de wijk mogen we een succes noemen. Job luistert naar ‘iets meer richting mama’ en ‘rij maar naar papa’. De geparkeerde auto’s blijven krasvrij.
Voorlopig is de ontmoeting met de enthousiaste kinderen ons hoogtepunt.