Column: Cryptogram

Mijn zoon is soms een cryptogram. Je moet associatief kunnen denken om hem te begrijpen.
Deze week is hij ziek. Dat betekent gejammer in de nacht. Op erbarmelijke tijdstippen sta ik naast zijn bed.
‘Waarom moet je huilen, Job?’
‘Omdat verdrietig.’
‘Waarom ben je dan verdrietig?’
‘Omdat huilen.’
Ik ga er maar even bij zitten. Deze cirkelredenatie is typisch Job. De kunst is de uitgang te vinden.
‘Heb je pijn?’
‘Ja.’
‘Waar dan?’
‘Aan de tenen.’
Ook dit antwoord is standaard. Bij de pijnvraag hoort sinds jaar en dag het tenen-antwoord. Voor de puzzelaar is het een hint: hij heeft dus echt pijn. Anders was het antwoord ‘nee’ geweest. Overigens zijn het niet de tenen die hem kwellen. Wellicht was dat ooit zo en associeert hij lijden sindsdien met voeten.
Zo geeft hij ook vaak het antwoord ‘omdat niet op de iPad mag’ op de vraag waarom hij huilt. Maakt niet uit wat we op dat moment aan het doen zijn. De tablet heeft er meestal niets mee te maken, maar het gevoel van smart linkt hij aan een situatie waarin hem zijn favoriete speelgoed wordt ontzegd. Het is een aanwijzing: ‘ik ben echt verdrietig’.
Terug naar de tenen. Om te vinden waar de pijn zit, moet ik mijn zintuigen inzetten. Oorontsteking ruikt zoet, dus ik snuffel in zijn oor. Bij kramp in de darmen wil het daarbinnen nog wel eens rommelen. Ik leg mijn oor op zijn buik en luister. Zegt hij dat hij dorst heeft, dan is hij misselijk. Maar Job zwijgt. Ik voel in zijn hals een opgezette klier. Deze sleutel leidt naar een ontsteking. De keel misschien? Ik kan weinig doen behalve hem troosten. Geef hem een kusje en vraag of het nu over is.
‘Ja.’
Dit is Jobs voor ‘we kunnen weer even gaan slapen’.